De extra tentoonstelling heet ‘CoBrA in vogelvlucht’. Met werken van donder andere Karel Appel, Corneille, Constant en Lucebert die voor het eerst ooit te zien zijn voor publiek.
De expositie in het Stadsmuseum staan en hangen 61 kunstwerken van in totaal zestien kunstenaars uit de Cobratijd te zien. Die periode ligt tussen 1948 en 1951. Het museum kreeg ze in bruikleen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en een particuliere bruikleengever die niet bij naam genoemd wordt. Maar van die laatste zijn de nog nooit vertoonde werken. En die zijn vanaf 3 juni te bewonderen in de expositieruimte van het Veense gemeentehuis. Daar hangen werken van Karel Appel, Corneille, Mogens Balle, Jacques Doucet en Shinkichi Tajiri.
Cobra was eind jaren veertig van de vorige eeuw niet alleen groot in ons land. Het was een internationale beweging van jonge, vooruitstrevende kunstenaars. De beweging werd opgericht op 8 november 1948 in Parijs. De naam is een samenstelling van: Copenhagen, Brussel en Amsterdam: de hoofdsteden waar de oprichters vandaan kwamen.
In de jaren na de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten zij een revolutie: een doorbraak in de moderne kunst die tot op de dag van vandaag doorwerkt in kunstuitingen en -opvattingen. CoBrA was een begin van een nieuw tijdperk. De beweging moest tegenwicht bieden aan de nachtmerrie van de oorlog. De kunst stond voor vreugde van totale geestelijke en artistieke vrijheid. Dit leidde tot veel ophef in Nederland. De kranten spraken vaak over geknoei en gekladder omdat de kunst leek op kindertekeningen. Dit omdat CoBrA kunst een kleurrijke, expressief-spontane schilderkunst is. Het gedachtengoed van de stroming is vrijheid, lef, experiment en inclusief, want iedereen is kunstenaar.
Cobra kunstenaars vonden hun inspiratiebronnen in onder andere kindertekeningen, primitieve kunst en volkskunst. Favoriete onderwerpen zijn dieren, met name vogels, katten, honden en slangen. CoBrA-kunstenaars zetten zich af tegen de regels van de kunstacademie.
