Vorige week zondag bezocht ik de herdenkingsbijeenkomst van Hannie Schaft in de Sint-Bavo in Haarlem. Ter gelegenheid van tachtig jaar vrijheid had de organisatie veel mensen ingeschakeld bij de plechtigheid. Dat maakte het tot een indrukwekkend geheel met muziek, filmbeelden, optredens en toespraken. Ben Verbong hield de lezing. Hij is als maker van de film Het meisje met het rode haar nauw verbonden met haar later verkregen status als heldin.
Verbong vertelde over zijn ontmoetingen met Theun de Vries, de schrijver van het gelijknamige boek. Verbong wilde zijn film op dat boek baseren. Maar hij had een maar. De Vries had in zijn boek het communisme in het verzet erg benadrukt, terwijl Verbong dat niet wilde. Het moest een film worden over een strijdende vrouw tegen onderdrukking en onrecht. Terugrijdend in de trein dacht ik verder na over het meegemaakte. Het viel mij op dat twaalf jaar voordat Hannie Schaft haar strijd voerde datzelfde gebeurde door Marinus van der Lubbe. Ook zijn strijd was tegen onderdrukking en onrecht. En hij vocht als werkloze metselaar tegen intellectuelen en machthebbers. Beide jonge mensen verloren hun leven in die strijd. Door executie door de machthebbers. Beiden werden slechts 24 jaren oud…
Tijdens de herdenkingsbijeenkomst trad ook een musicalgroep op van heel jonge mensen. Een voor een kwamen zij op en slingerden manhaftig de kerk in: “Ik ben Hannie Schaft!” Het is heel wat om te beweren. Zouden zij, zouden wij, zou ik het echt kunnen? Als ons land bezet is pal staan voor je principes en de ultieme consequentie trekken om zelfs je leven te geven? Jezelf te weer stellen tegen martelingen? Het risico nemen dat de bezetter jouw dierbaren oppakt? En misschien nog wel de grootste beproeving, omwille van de vrijheid een ander te doden?
Het is heel wat om te zeggen: “Ik ben Hannie Schaft. Ik ben Marinus van der Lubbe.” Vooral als het echt zover is. Als de bezetter op je deur klopt en je overtuigend liegen moet om een ander te redden. Van de duizend mensen kan misschien één mens dat. Of minder. Wij zijn geen helden. We houden van vrijheid en van vrede. Van lachen en geluk. Maar we houden natuurlijk niet van sterven of lijden. Zeker niet op je vierentwintigste.
En nu is het dan zover dat de beschaving nog nooit zoveel aan wapens heeft uitgegeven als nu. Dictators, nepdemocratieën, maar ook beschaafde naties hebben de aanval, de vijandschap, het eigen volk eerst, opnieuw uit de historische archieven getrokken, afgestoft en uitgerold.
Daar zitten we dan met de aangebrande gebakken peren.
Ben ik Hannie Schaft? Of Marinus van der Lubbe? Nee. Maar ik wil er wel iets aan doen. Of liever gezegd iets tegen doen. Tegen het voortgaande geweld, tegen het doden van onschuldige mensen – ouderen, vrouwen en kinderen. Op mijn manier. Geweldloos maar vasthoudend.