Het Openbaar Ministerie had een werkstraf geëist van tachtig uur tegen de organisator van de beurs in Houten. Tegen de verzamelaars had de officier van justitie werkstraffen van zestig en veertig uur, waarvan de helft voorwaardelijk, geëist.
De rechtbank acht wel bewezen dat de 64-jarige verzamelaar uit Ede op de beurs negen dolken met SS-inscriptie aanbood en de 57-jarige man uit Venray één dolk. De rechtbank noemt de dolken geweldsvoorwerpen die voor Joden beledigend, discriminerend en haatzaaiend zijn en aanzetten tot geweld. De rechtbank beschouwt de dolken als een uiting van het nationaalsocialistische gedachtegoed.
De mannen zijn in de visie van de rechtbank toch niet strafbaar, gelet op het recht op vrijheid van meningsuiting dat geregeld is in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. De rechtbank ziet een SS-dolk weliswaar als pijnlijk en vernederend, maar dat betekent niet dat de verdachten moeten worden veroordeeld.
Daarvoor ontbreekt in deze zaak de vereiste dringende maatschappelijke behoefte, legde de rechter uit. Bovendien is haar niet gebleken dat verdachten aanhangers zijn van het nationaalsocialistische of antisemitische gedachtegoed. “U propageerde het niet.” De beursorganisatie weert mensen die dit gedachtegoed wel aanhangen.
Meer over