Skip to main content

Duizend dieren, honderd romans

5 oktober 2024

Van kindsbeen af kijk en luister ik bewust naar vogels. Wij waren pas verhuisd van de kust naar het bos. We hadden het geluk dat we een grote tuin hadden. De vrouw van wie mijn ouders het huis kochten was een natuurliefhebster. De hele tuin was begroeid met bomen en struiken om de eekhoorns, egels en vogels alle ruimte te gunnen. Alleen voor bezoek en postbode was een smal paadje uitgesleten van straat naar voordeur.

Op een mooie dag in augustus ging ons hele gezin aan de slag om de achtertuin te ontginnen. We hadden respect voor het groen en het dierenleven, maar we wilden toch ook kunnen zitten en spelen rondom het huis. Waar de sparren te dicht op elkaar stonden besloten we te snoeien en te kappen. Mijn moeder inspecteerde alle bomen en struiken eerst zorgvuldig voordat de zaag erin ging. Plots vertraagde ze en zette ze haar vinger tegen haar lippen. Ze tilde me op en wees op een bult bladeren en takjes tegen een stammetje. Nog iets hoger en daar keek ik recht in de glanzend zwarte oogjes van een broedend merelvrouwtje. Ik was verkocht, op slag verliefd op vogels en die liefde is gebleven.

Behalve merels werd onze tuin bevolkt door mezen en mussen, door eksters en gaaien, door appelvinken en roodborsten, groenlingen en spechten.  Gelukkig hoefde ik geen mooiste te kiezen want de ene is nog fraaier dan de andere. Dat schoonheid lang niet altijd met uiterlijk of kleur te maken heeft, werd me ook al snel duidelijk. De pracht van een heggenmus – ogenschijnlijk grijs en bruin – doet niet onder voor die van een goudvink. Als je goed kijkt, veer voor veer, of als je oog hebt voor het licht dat erop valt. Een ogenschijnlijk zwart witte ekster kan door een zonnestraal ineens groen of blauw weerschijnen. Een gewone houtduif blijkt, ook al is het maar voor even, een klein kleurenpalet mee te dragen in zijn hals. En dan het geluid. Wie zich de tijd gunt om op een juni ochtend of avond te luisteren naar de merelzang aan de rand van een bos zal beseffen: poëzie heeft geen woorden nodig.

Honderden avonturen maakte ik mee met de vogels in onze tuinen. Natuurlijk ook met de egels, eekhoorns, muizen, slakken, spinnen, vlinders, wespen, mieren en bijen. Maar die met de vogels zijn me toch het meest nabij, ook omdat ik ze vanaf mijn twaalfde boekstaafde in mijn vogeldagboekjes. Als je de tijd neemt om die duizend dieren in je tuin te volgen, zoals ik deed in Baarn, Soest en Ede, dan valt je een rode draad op in al die biografietjes. Elk individu – zeker bij de gewervelde dieren is dat zo – leeft zijn of haar eigen leven, maakt binnen de ruimte van de soort eigen keuzes. Daarom ben ik de merels in onze tuin persoonlijke namen gaan geven. Dat is niet alleen leuk en makkelijk. Ze verdienen die. Dat individuele karakter dat altijd verschilt van een ander exemplaar van dezelfde soort heb ik dus kunnen vaststellen bij merels. Ik volg ze nu 59 jaar lang door onderzoek in eigen tuin.

Dit jaar ben ik begonnen van al die waarnemingen een boek te maken. Het is dat ik maar een mens ben met één hoofd en twee handen en een eindig leven. Want elk merelleven verdient een roman!

Close
XON

GRATIS
BEKIJK