Niet alleen het ochtendkoor van de vogels heeft me altijd bekoord. Een van mijn eerste herinneringen is muziek. Als jochie van een jaar of vijf liep ik samen met mijn broertjes rondjes om de eettafel. Mijn vader zette dan zodra de grammofoonplaat was afgelopen een nieuwe op. Op de vrolijke tonen van Happy Days Are Here Again marcheerden vier jongetjes dan achter hun vader aan. Moeder keek lachend toe vanachter het buffet. Mijn vader had zijn militaire pet op. Die pet hadden mijn broertjes en ik al eerder opgeduikeld uit de vliering van ons rijtjeshuis in Den Haag. Een van de relikwieën uit de jaren vlak voor de oorlog toen mijn vader als dienstplichtig soldaat afzwaaide en zijn karabijn en wat toebehoren mee naar huis smokkelde. In die jaren 50 kon ik nog niet vermoeden dat oorlogsdagen niet alleen Happy Days inhielden. Een ander muziekgenre dook ook al op. Beethovens Pastorale legde mijn vader niet alleen op de pick-up, hij legde de muziek ook uit: ‘hoor je jongens, daar huppelen de hertjes over het veld. Zie je ze?’ We zagen ze.
Op de pick-up draaide ook Toon Hermans met zijn Ballonnetje, Jules de Corte met Ik zou wel eens willen weten en Cool Water van Bob Nolan. Later nadat we verhuisd waren naar Baarn kwamen daar de golden songs bij van Jim Reeves. Distant Drums staat in mijn muzikaal geheugen gegrift. Maar ook de nieuwe tijd en de puberteit klopten op de deur van mijn jeugdige ziel. The Beatles en The Stones natuurlijk. Nooit heb ik kunnen begrijpen waarom je de ene groep zou moeten omarmen en de andere haten. Hoe kan je kiezen tussen het schoons van Michelle en Angie? Ik wil ze allebei! Ook de Nederlandse pop kwam machtig door in mijn jongenssmaak: Shocking Blue, Les Baroques, Kayak, om er enkele uit te lichten. In een bad vol muziek wordt je hersenpan gelukkig gespoeld.
Queen, Bob Dylan, Donovan, Kate Bush, 10 CC, ABBA denderden op aangename wijze over je heen. Indringende teksten, heerlijke melodielijnen op ongeremde ritmes. Klankbeelden in het hoofd, ze maakten vrolijk of melancholiek, dwongen tot dansen of zingen. Of tot nadenken op de fiets of in het bos. Ze boden tegenwicht tegen idioot strafwerk in de proefwerkweek omdat je twintig seconden te laat op school was. Ze tilden je op bij tegenslag, troostten je soms bij eenzaamheid of liefdesverdriet.
Al of niet schoolziek, moe van het voetballen of van het huiswerk dat brandde in mijn schooltas, lag ik op de bank. Alleen thuis zette ik Bachs vioolconcerten op. Of zijn Fuga voor kerkorgel, of O Fortuna van Orff. Of was het Halleluja voor en na – The Messiah van Händel. De vier jaargetijden van Vivaldi – hele romans kwamen in mijn hoofd voorbij, droombeelden afgewisseld met fantasieën over landschappen waar ik nooit geweest was, tijden die ik nooit had beleefd. Tussen de noten van een partituur zweven prachtige verhalen.
Als twintiger hoorde ik Eric Carmen met All By Myself. Alles kwam bij elkaar – tekst, pop en klassieke muziek. Het was te horen dat Carmen als klassiek musicus was geschoold. In zijn song verwerkte hij een schitterend pianoconcert van Rachmaninov. Wat rijk en heerlijk is muziek!